Toen ik jaren geleden op zoek was naar manieren om kinderen met leerproblemen echt verder te helpen, kwam ik terecht op de site van Wim Bouman. Alle puzzelstukjes vielen voor mij op zijn plek. Ik wist al dat het anders kon, maar nu wist ik ook hoe. Ik spreek Wim over de Kernvisiemethode en wat ervoor nodig is om te zorgen dat kinderen met leerproblemen onderwijs krijgen dat echt passend is. Ik nam ook een podcast op met Wim.
Over Wim Bouman
Wim Bouman ontwikkelde de Kernvisiemethode door met kinderen te gaan werken en steeds te vragen wat er in hun hoofd gebeurde op het moment dat ze iets deden. Hij hoorde dat kinderen allerlei strategieën ontwikkelden om tot oplossingen te komen, maar dat die niet altijd goed werkten. Wim ontwikkelde er een methodiek op en schreef er een boek over ‘Krachtig anders leren’.
Je werkt al heel wat jaren met de Kernvisiemethode. Kun je iets vertellen over de kinderen waar je mee werkt?
“Het zijn vooral kinderen die leerproblemen ervaren en die daardoor sociaal-emotionele problemen hebben. Faalangst, negatief zelfbeeld, concentratieproblemen en die bij wijze van spreken met buikpijn naar school gaan. Ouders en vaak ook leerkrachten zien dat er meer in het kind zit, maar het komt er op school niet uit. Deze kinderen blijken een andere leerstijl te hebben, die niet past bij de manier waarop ze op school werken. Ze hebben hulp nodig om die kennis op een andere manier tot zich te nemen.”
Mensen denken op verschillende manieren. Welke zijn dat?
“Er zijn inderdaad vier verschillende denksystemen; visueel, auditief, digitaal en kinesthetisch.
Visueel denken is het makkelijkst uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Ga in gedachte eens terug naar een vakantiemoment en -plek van het afgelopen jaar. Kies een plek waar je was. Dat kun je voor je zien, want dat is vastgelegd in je visuele geheugen.
Auditief denken werkt op basis van dingen die je gehoord hebt. Misschien heb je net een gesprek met iemand gehad of een podcast geluisterd. Vervolgens kom je iemand tegen en je kan die ander daarover vertellen. En soms zelfs letterlijk delen citeren. Dat is in het auditieve geheugen vastgelegd.
Er is ook een digitaal denksysteem. Die is gebaseerd op informatie uit schrift halen en van daaruit beredeneren. Dat doe je op school door boeken aan te bieden, ze te lezen en voor jezelf vertalen. Van daaruit leer je bijvoorbeeld spellingsregels en ga je beredeneren hoe je woorden schrijft. Dat is het digitale denken.
Dan is er nog het kinesthetische denksysteem, ook wel gevoelsmatig genoemd. Dat is een sterk onderschat denksysteem. Het geeft ons veel informatie, maar je kunt er niet altijd iets mee. Stel je moet een keuze maken tussen twee dingen. Vervolgens kies je en vraagt iemand waarom je dat gekozen hebt. Omdat je dat zo voelt, antwoord je. Maar mensen willen vaak dat we antwoorden verklaren en kunnen beredeneren, maar dat lukt niet als je op basis van gevoel kiest.”
Waarom is het zo moeilijk om dat gevoel te verklaren?
“Ons gevoel geeft 200.000 keer meer informatie dan we met ons brein kunnen bedenken. Maar ons brein is een heel traag denksysteem. Daarom kunnen we het volgen en hebben we dat als norm bepaald. We moeten alles kunnen verklaren. Maar als je dingen vanuit je gevoel doet, krijg je veel meer informatie dan je brein aan kan en dat is moeilijk onder woorden te brengen.”
Hoe kun je ontdekken welk denksysteem een kind heeft?
“Bij die vier manieren van denken horen bepaalde eigenschappen. Dus door iemand te spreken of over diegene te praten, weet ik inmiddels heel snel welk denksysteem er actief is.
Iemand die een voorkeur heeft voor visueel denken zijn over het algemeen initiatiefnemers. Ze maken dingen vaak niet af, want het is vooral leuk zolang het nieuw is. Het zijn vaak snelle praters. Ze slaan woorden of zelfs hele zinnen over omdat ze die in zichzelf wel hebben gezegd. Maar de ander heeft daardoor moeite om ze te volgen.
Dit zijn ook de kinderen die het licht aanlaten in hun kamer of die de wc vergeten door te trekken. In hun hoofd zijn ze alweer bezig met hun volgende activiteit en daardoor vergeten ze die vorige activiteit af te ronden. Wil je ze als ouders wel zover krijgen, dan moet je die kinderen uitleggen waarom dit belangrijk is. Ze zijn namelijk supergoed in het zien van verbanden.
De auditieve leerlingen doen dingen vooral op gehoor. Dit zijn over algemeen makkelijke leerlingen die rustig luisteren en alles opnemen. Ze hoeven vaak niet eens aantekeningen te maken omdat ze alles onthouden. Zelfs weken later weten ze nog precies wat je gezegd hebt.
De digitale mensen passen heel makkelijk in het onderwijs. Die lopen keurig door de basisschool heen. Gaan naar het VWO en vervolgens de universiteit. Het zijn niet perse de slimmerds van deze wereld, maar het schoolsysteem is door dit soort mensen ingericht. Daarom past het perfect bij en gaat het ze makkelijk af.
Dan hebben we nog de voelers. In tegenstelling tot de visuele mensen zijn dit geen initiatiefnemers. Maar als het initiatief eenmaal ontstaan is, kunnen zij er heel goed aan bijdragen. Ze hebben een grote creatieve kracht die vaak een zetje nodig heeft. Ze voelen een onderliggende angst als ze ergens mee moeten beginnen. Ze zijn daarom ook perfectionistisch. Ze kunnen super goed nadenken, maar dat is gelijk hun probleem. Daardoor zien ze zoveel opties en moeten ze gaan kiezen. Maar dat is nou juist lastig en daar hebben ze dus hulp bij nodig.”
Welke denksystemen komen het meest voor bij kinderen met leerproblemen?
“Kinderen die vastlopen op school hebben een duidelijke voorkeur voor visueel en voor gevoelsmatig denken (kinesthetisch). Terwijl school vooral voedt vanuit de auditieve en digitale systemen. Luisteren naar dingen die uitgelegd worden en van daaruit aan de slag. Of spellingsregels lezen en dat vervolgens gaan beredeneren.”
Wat gebeurt er bij hen als ze volgens de standaard moeten werken?
“Die kinderen moeten steeds omweggetjes maken in hun hoofd om dingen voor zichzelf begrijpelijk te maken. Maar in dat omweggetje kunnen ze fouten maken en daar gaat het mis. Die kinderen hebben een andere leerstijl en een andere manier van werken nodig die aansluit op hun denkvoorkeur. Als je ze hulp biedt die bij hun leerstijl past, ontdekken ze ‘hey, als ik het zo doe, lukt het me wel’. En dan gaan die kinderen met sprongen vooruit. Het lijkt bijna een trucje, maar is het simpelweg een andere manier van leren.”
Veel van die kinderen krijgen labels op school zoals dyslexie. Dat wordt gezien als stoornis. Hoe kijk jij daar tegenaan?
“Dyslexie is een prachtig woord. Het is eigenlijk in het leven is geroepen op het moment dat ze op school niet meer wisten wat ze met een kind aan moesten. Het probleem zat volgens hen bij het kind. Er gaat in het hoofd iets mis en het heeft dus een leerstoornis. Maar wat mij betreft gaat er helemaal niks mis in die hoofden. Ze kunnen een heleboel dingen fantastisch goed, alleen leren lukt niet. Die kinderen denken op een andere manier en dat past niet bij de methode die het onderwijs hanteert.”
Bij welke kinderen past de Kernvisiemethode nog meer?
“Bij kinderen met een zogenaamd disharmonisch profiel. Bij hen zie je grote verschillen tussen de verbale en performale intelligentie. Oftewel hun vermogen om zaken te beredeneren (verbaal) of om juist handelend op te treden zonder woorden (performaal). Zo’n profiel geeft vooral aan dat die kinderen op een andere manier denken en doen. Een manier die niet past bij hoe de school de leerstof aanreikt. De Kernvisiemethode past dus precies bij hen want daarbij bieden we de stof aan op een manier die wel bij hen past.”
Leerkrachten schrikken er vaak van als ze horen dat kinderen op een andere manier leren. Door de grote klassen kunnen ze niet iedereen individuele aandacht geven. Hoe ga je hiermee om?
“We gaan eerst tijdens coaching met de kinderen en hun ouders afspraken maken en een commitment uitspreken. We gaan met elkaar aan de slag. Er zal ook geoefend worden en het kind zal het straks zelf moeten uitvoeren. We gaan het zo leren, met hele simpele handelingen, dat ze het zelf kunnen doen. En dat kunnen ze dus ook in de klas. Vaak bezoeken we ook de school en leggen we de leerkrachten uit wat we doen. Dan hoeft een leerkracht bij de gewone uitleg alleen maar tegen het kind te zeggen ‘vergeet je het niet in je hoofd te zetten?’ En dan weet het kind wat het moet doen.”
Ik zie zelf een soort sneeuwbaleffect ontstaan als een kind na coaching beter en makkelijker kan leren. En de leerkracht inziet dat er niet zo veel voor nodig is om dat te doen.
“Ja, ze zien dan ineens dat als ze het bij dit ene kind kunnen, het ook bij meer kinderen kan. En ook collega’s raken geïnteresseerd als ze horen dat het niet veel extra tijd kost. Ze gaan zich in de methode verdiepen, het boek lezen en soms zelfs de opleiding doen. En dan merken die leerkrachten dat ze wel de hele klas mee kunnen krijgen. Dat ze de stof kunnen laten passen op ieder kind. Dus als het er niet linksom in kan, dan moet het er rechtsom in. En dat is wat we willen bereiken.”
0 reacties